Gangen en gangenaanleg



Bijna alle paarden in Europa kennen drie gangen: stap, draf en galop. Van nature gebruiken paarden niet alleen deze drie gangen en vroeger kwamen ook op het vaste land van Europa andere gangen voor. Die gangen waren zeer gewaardeerd, want Tölt, Telgang en alles wat geen draf is, zit comfortabeler. Na de Middeleeuwen kwamen in Europa steeds meer wegen en verplaatsten mensen zich meer en meer met wagens. Voor de kar is draf een meer efficiënte gang, daarmee kan het paard meer uren en dus grotere afstanden lopen. Zo raakte de tölt en alle andere gangen hier in de vergetelheid. Op andere plaatsen in de wereld bleven gangenpaarden bestaan, soms omdat men de gangen waardeerde (zoals op IJsland) soms omdat men er niet om gaf (zoals de Mongoliers).
Omdat op IJsland sinds 1000 geen nieuwe paarden zijn ingevoerd, hebben IJslanders vijf gangen en die zijn behouden omdat het landschap op veel plaatsen echt te ruig is voor de aanleg van wegen. Men bleef zich dus te paard verplaatsen en wist daarom de comfortabele gangen te waarderen (zie ook Historie IJsland).

Elke IJslander is uniek. De gangaanleg per paard is heel verschillend, evenals het temperament en zijn knuffelfactor. Op IJsland zelf gebruikt men deze paarden van oudsher als een soort fiets. Zonder wegen moest een rijpaard zijn ruiter comfortabel en snel van de ene naar een andere plek brengen. Bij voorkeur waren de paarden erg temperamentvol. Eigenlijk vluchtten de paarden meer dan dat ze samenwerkten met hun berijder. Snelle paarden met een temperament als een vulkaan hebben daar nog steeds de voorkeur. En als een paard er eens vandoor gaat is dat daar in dat lege land nauwelijks een probleem. In Nederland ligt dat natuurlijk heel anders. De paarden komen allerlei obstakels tegen en over het algemeen wensen de mensen een IJslander met een prettig temperament en goede rem. Veel mensen op het vasteland prefereren zelfs een IJslander die in het land van oorsprong als lui gekenmerkt zou worden.

Vaak koop je een IJslander om de comfortabele en spectaculaire extra gangen. Een gewone IJslander loopt zeker vier gangen. Stap draf, galop en tölt. Een goede IJslander heeft daarnaast ook nog rentelgang. Per dier bestaat een wereld van verschillen in capaciteit en aanleg. Een goede tölt zit als een sofa, maar een tölt die er spectaculair uit ziet kan best wel eens helemaal niet zo heel prettig zitten. Ook de laterale aanleg per paard is erg verschillend.
Aan de ene kant heb je paarden die alleen een laterale beweging kennen en het draven werkelijk moeten leren. Aan de andere kant van het gangenscala ligt de draf. Als het paard bij het draven zijn diagonaal omgooit, van linksvoor en rechtsachter naar de volgende stap rechtsvoor en linksachter, wordt de ruiter opgeworpen en krijgt de nijging om licht te rijden. Bij een laterale beweging schommelt de ruiter mee met het benenpaar, hij wordt van links naar rechts geschommeld. Bij beide gangen komen steeds twee benen gelijk aan de grond. Je hoort een tweeslag. Een langzame telgang wordt als erg negatief beschouwd. Het paard leert zich stijf te houden en kan geen snelheid ontwikkelen. Alleen een snelle telgang is voor IJslanders de moeite waard.

Tussen de uitersten van het gangenscala bij paarden ligt, precies tussen draf en telgang de tölt. Dat is een combinatie van lateraal (telgang) en diagonaal (draf). Als vuistregel geldt dat draf vanuit ontspanning komt en telgang vanuit spanning. Je voelt de paarderug bewegen en als je zelf je eigen rug los laat zit je bovenlijf doodstil. Om uren te kunnen volhouden. Zalig glijdt het landschap langs je heen terwijl je een licht en speels contact met de paardenmond onderhoudt. Ook voor mensen met rugklachten die om door het pijnlijke omhooggooien in de draf niet meer kunnen rijden een uitkomst. Bij een goede tölt worden de voeten beurtelings en na elkaar de opgetild en neergezet, het interval tussen het neerkomen van de hoeven is gelijk.
Als je ooit een tölter hebt horen lopen vergeet je nooit meer het staccato geluid van de hoeven, een vierslag geluid. Tokketokketokketokketok.

De voetvolgorde van opzetten en neerzetten van de benen is gelijk aan de stap. Met dien verstande dat bij stap altijd twee of drie hoeven aan de grond zijn en in tölt een of twee hoeven.