Ju gedragn
Allerlei cognitieve processen zoals denken en waarnemen (begrijpen van taal, ophalen herinneringen) hangen af van wat er in de rest van je lichaam afspeelt (= Embodied cognition). Lezen we een zin als ‘Jan aait de hond', dan activeert dat niet alleen abstracte kennis (hond / blaft / kan bijten), maar ook de motorische hersengebieden die normaal betrokken zijn bij het maken van een aaibeweging. We gebruiken die motorische activiteit vervolgens om de situatie die in de zin wordt beschreven in ons hoofd te simuleren. We maken ons dus niet alleen een voorstelling van wat een ander voelt, we voelen het tot op zekere hoogte ook écht zelf. Leren, voelen en doen staan heel dicht bij elkaar; we moeten voelen om te leren en leren om te voelen.
Deze kennis heeft praktische implicaties voor het aanleren van gedrag en voor het aanleren van gedragsveranderingen. Onze rol in een groep, leiderschap en het opdoen van zelfvertrouwen heeft allemaal te maken met gedrag en lichaamssignalen die wij uitzenden. Oude ervaringen en lichamelijke beperkingen hebben een sturende werking op "hoe we zijn" en onze vaardigheden die we in de loop van ons leven gekregen hebben, zijn vaak het gevolg van inprenting. Inprenting is hierbij het proces dat je dingen "onbewust" gaat doen. Een kop koffie inschenken gebeurt grotendeels zonder dat je erbij na hoeft te denken. Maar goed ook! Zo houd je "ruimte" over om over de ECHTE dingen na te denken!