Kuddegedrag
Paarden zijn sociale dieren die in het wild in kuddes leven (de term familie- en grootfamilie vinden we eigenlijk duidelijker, al slaat deze term niet alleen op paarden. We blijven de term kudde gebruiken in algemene zin). Het zijn planteneters die voornamelijk van grassen leven. Toch zijn het geen herkauwers; ze hebben in tegenstelling tot koeien weinig tijd nodig voor het (voor)verteren van hun voedsel. In het wild zijn paarden prooidieren waarop door de mens en door grote roofdieren gejaagd wordt.
Veel wilde paarden komen er in de natuur niet meer voor. De mens speelt in dezen een tweeslachtige rol. Tot op de dag van vandaag wordt er door de mens op de nog weinige overgebleven wilde paarden gejaagd. Zo worden in Australië verwilderde Brumbies afgeschoten omdat ze het schaarse gras voor de neus van het vee weg-eten. Tegelijkertijd wordt in Mongolië gewerkt aan het herstel van de populatie wilde Przewalskipaarden en lopen in onze natuurgebieden kuddes teruggefokte Tarpans rond.
Bij een kudde is één hengst dominant. Andere hengsten worden aan de randen van de kudde toegelaten. De leidende hengst jaagt overige hengsten en ongewenste individuen en dus ook honden en andere roofdieren, weg van de kudde. Of, als er gevaar dreigt, drijft hij de kudde van het gevaar weg en in een compacte groep bijeen, om daarna zelf het gevaar het hoofd te bieden. Zo'n natuurlijke kudde bestond vaak uit een hengst, 1 tot 4 merries en de veulens en jaarlingen. De kudde bestaat dan uit ongeveer 10-30 dieren. De kudde verplaatst zich dagelijks over een groot tot zeer groot territorium waarin ruimte is voor alle levensbehoeften: slapen, spelen, drinken, eten etc.
Bij gedomesticeerde paarden die gehouden worden in (halfwilde) grote groepen met voldoende ruimte tot hun beschikking, zal deze natuurlijke kuddevorming gehandhaafd blijven.
In tijden van gevaar of bij de trek van en naar de zomer- en wintergebieden kan zo'n kleine kudde (familiegroep) zich voegen bij andere familegroepen en zo een grote kudde vormen (groot-familie). Bij het verdwijnen van de noodzaak valt deze grootfamilie weer uiteen in familiegroepen.
Niet de leidende hengsten, maar de leidende merries bepalen het gedrag binnen de kudde; wanneer te eten, wanneer te slapen, en waarheen er getrokken wordt (drinkplaats, betere weiden, ander dal in). De overige leden van de kudde kennen hun sociale plek en schikken zich in de hiërarchie. De specifieke sociale plaats binnen een kudde wordt verkregen door status. Deze status is onder meer afhankelijk van de leeftijd, wel/geen veulen, het geslacht, sociale vaardigheid, agressie, handigheid in vechttechniek imponeergedrag, grootte en kracht. Paarden schikken zich graag in hun sociale positie, want dit kost het minste energie en geeft maximale bescherming. Een paard wil niet noodzakelijk de hoogste plaats in de hiërarchie verwerven, maar wil zekerheid over zijn plaats.
Afwijkend gedrag wordt binnen de kudde gecorrigeerd, omdat het de kudde in gevaar kan brengen. Dit gebeurt meestal niet door de hoogste in rang, maar door de 2e of 3e in rang. Het afstraffen kan zeer gewelddadig gebeuren of juist zo fijn, dat wij het nauwelijks opmerken.
Uit het bovenstaande valt op te maken dat paarden zich vooral laten sturen door:
• Eten, drinken, rust en beweging
• Sociaal gedrag en sociale interactie
• Vluchtgedrag
Om een paard te trainen tot rijpaard (of koetspaard of wat dan ook), kunnen we het beste gebruik maken van dit kuddegedrag. Een paard vindt het gemakkelijk als hij leiding krijgt en zal daarom graag doen wat een meerdere vraagt. Hij gaat er ook vanuit dat een mindere naar hem luistert.
Door de leiding te nemen en het paard aan te spreken zoals kuddegenoten dat zouden doen, zal een paard graag doen wat wij van hem vragen.