Zadels



Het zadel is ongeveer 5000 jaren geleden uitgevonden om het paard beter te kunnen gebruiken als lastdier of als rijdier.
In het begin was het zadel nog niet zo luxe als nu. Eerst bestond het uit een platte constructie met kussens ; een prehistorisch boomloos zadel. Later ontdekte men de ontlastende werking van een groter steunvlak. Zo ontstond de voorloper van de moderne zadels met een houten onderkussen; "de boom". Het zadel bestond meestal uit twee met leer beklede bomen links en rechts op de rug, waaraan lasten gehangen konden worden. Later werd het een ingewikkelder frame waarop iemand kon zitten. A snel werd tussen dat frame een huid gespannen, zodat de ruiter beter zat. En kwam er een voorboom bij die het zadel achter de schoft, op de rug fixeerde. Deze uitvinding maakte dat het paard bruikbaar werd voor het vervoer van mensen over langere afstanden.
Doordat de benen van de ruiters aldoor hingen, kreeg de ruiter op den duur erg zuchtige benen. Om dat te ondervangen hebben de Hunnen in de bronstijd (200 v. Chr.- 0 n. Chr.) stijgbeugels uitgevonden. Met stijgbeugels hangen de voeten tijdens het rijden niet meer los, maar bleven wel in beweging door de bewegingen van het paard. Door die bewegingen steeg het bloed tijdens het rijden ook weer in de richting van het hart. Ook dat maakte paarden weer geschikter voor de afstandsvervoer van mensen. Door de stijgbeugels konden de Hunnen tot diep in Europa doordringen en de Grote Volksverhuizing op gang brengen.
Hoewel de moderne zadels veel meer luxe hebben dan de eerste zadels, is de bouw niet heel erg veranderd.
Het moderne zadel heeft nog steeds twee bomen die over de rug van het paard naar achteren liggen. Tegenwoordig zijn ze omkleed met nauwkeurig kussens, zodat de rug van het paard nog meer ontlast wordt. De bomen zijn met elkaar verbonden door de voorboom. Tussen de bomen ligt de met leer omklede lepel, waarop of waarin de ruiter zit.

Een niet passend zadel kan het paard storen en zelfs pijnlijk zijn. Niet accepteren van het zadel is voor veel paarden een manier om de ruiter te vertellen dat het zadel niet goed is. Het is dus van groot belang om een goed passend zadel te gebruiken.
Een goede test of een zadel goed ligt, is door tijdens belasting te controleren of de stijgbeugels ook dan recht naar beneden hangen. Hangen de beugels voor de singel, dan is het zadel te breed. Hangen ze achter de singel, dan is de voorboom te smal.
De vorm van de voorboom bepaalt de breedte van het zadel. De voorboom moet een zodanige vorm hebben dat bij belasting de kussens over de hele lengte op de paarderug liggen. Dan verdelen de kussens de belasting over hun hele oppervlak. De vorm van de voorboom moet op het paard passen en niet in het paar duwen. Verder moet de voorboom niet zo breed zijn dat het niet meer achter tegen de schouder ligt.
Het zadel ligt op een peesplaat die de bilspieren verbinden met de wervelkolom en de ribben tot aan de schouder. Deze peesplaat (fasia) zorgt er voor dat de rug in het horizontale vlak erg star is (tot 3 % buiging) en dat het zadel niet op de ribben of de rugspieren ligt.
Dat het zadel op een peesplaat ligt, zorgt ervoor dat:
1. het dragend vermogen van de paardenrug NIET eindigt bij de achterste rib,
2. rijden zonder zadel of boomloos op korte termijn voor een paard NIETbelastend is,
3. een zadel met een nauwe kamer WEL belastend is voor een paard; de ruggegraat begeleidende spieren moeten vrij liggen,
4. een zadel dat met een wrong die over of tegen de schouder steekt HOEFT niet remmend te zijn voor de beweging van het paard,
5. Uit de aard van het materiaal waaruit peesplaten bestaan is puntbelasting, zeker op termijn, irriterend en schadelijk,
6. een zadel zonder problemen lange stegen kan hebben,
7. fout rijden (bv achter over hangen, tegen de beweging in gaan) geeft op termijn ALTIJD rugproblemen (punt 5).